Een winkeleigenaar, die lid is van de coöperatieve vereniging van eigenaren van een winkelcentrum, voegt twee winkels en een showroom samen. De vereniging van eigenaren wil dat zij daarom een hogere bijdrage betaalt en krijgt van de rechtbank gelijk. Wat zegt het hof in hoger beroep?
De vereniging van eigenaren van het winkelcentrum vraagt van al haar leden een bijdrage, die afhankelijk is van het aantal stemmen dat zij in die vereniging hebben. Dit stemrecht is afhankelijk van de oppervlakte van hun winkel.
Showroom
Een van de winkels was eerst een showroom. In een kettingbeding in een jaren geleden opgestelde akte van de vereniging staat dat deze showroom niet bijdrageplichtig is en ook geen stemrecht heeft. Deze showroom wordt samengevoegd met twee winkelruimten, die zo flink zijn vergroot. Daarmee zijn volgens de vereniging ook de verdeelsleutel voor de stemmen en de bijdrage voor deze twee winkels omhooggegaan. Daarom vraagt ze van de eigenaar van de showroom en twee winkels een hogere bijdrage. De eigenaar betaalt deze facturen deels, namelijk voor het bedrag dat zij zou hebben moeten betalen als de stemverhouding en bijdrageplicht niet waren aangepast. Het lidmaatschap zegt ze op.
Over de onbetaalde bedragen ontstaat een conflict. De rechtbank Gelderland oordeelt dat de eigenaar de door de algemene ledenvergadering vastgestelde hogere bijdrage moet betalen, zolang zij eigenaar van de percelen is. De eigenaar gaat hiertegen in hoger beroep. Voor de showroom hoeft geen hogere bijdrage betaald te worden, stelt zij.
Geen vrijstelling
Ook het hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de eigenaar de gevraagde hogere bijdrage moet betalen, zowel voor de periode voor als na opzegging van het lidmaatschap. De verplichtingen om lid te zijn van de vereniging van eigenaren en daaraan bijdragen te betalen, behalve voor de showroom, staan in kettingbedingen die ook aan deze eigenaar zijn opgelegd en door haar zijn geaccepteerd. Volgens het hof moeten de bepalingen zo worden uitgelegd dat de vrijstelling van de bijdrageplicht aan de vereniging alleen geldt als het appartementsrecht de bestemming van showroom heeft, waar geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
Directe samenhang
Het kettingbeding in de akte verplicht verkrijgers van onroerende zaken lid te worden van de vereniging en daaraan bijdragen te betalen. Dit geeft aan dat de opstellers ervan ervoor wilden zorgen dat de winkeleigenaren in het winkelcentrum niet als free rider profiteren van iets waaraan zij niet meebetalen. Voor showrooms is echter een uitzondering gemaakt. In het kettingbeding staat dat daarin zonder toestemming van burgemeester en wethouders geen detailhandel mag plaatsvinden.
Het hof leidt uit de kettingbedingen, in samenhang met het doel van het verplichte lidmaatschap en de verplichte bijdragen, af dat de vrijstelling van bijdragen voor de showroom en de niet-uitoefening van detailhandel direct met elkaar verbonden zijn: voor de showroom hoeft geen bijdrage betaald te worden, omdat daarin bij gebreke van een overheidsvergunning geen detailhandel mag plaatsvinden.
Gelijke behandeling
Het kettingbeding kent geen aparte regeling voor het geval dat de showroom bij winkels van de eigenaar wordt getrokken. Nu de showroom in dit geschil bij twee winkels is gevoegd, is er officieel geen showroom meer. Hierdoor is er ook geen reden meer om dit appartementsrecht niet mee te rekenen bij de berekening van de stemverhouding binnen de vereniging, en daarmee bij de berekening van de te betalen bijdrage. Zo worden alle verenigingsleden in gelijke gevallen gelijk behandeld en delen zij gelijkelijk in de lusten en lasten, aldus het hof.
Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd.