Een advocaat stelt namens haar cliënt dat die geen griffierecht verschuldigd is, omdat er in een Whoa-procedure geen verzoek tot afwijzing van het verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord zou zijn ingediend maar een zienswijze. De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
De advocaat van een energieleverancier dient op 21 december 2021 een verzoekschrift in, waarin het bedrijf in verzet komt tegen het opgelegde griffierecht in de Whoa-procedure. In deze procedure heeft het bedrijf een verzoek ingediend tot afwijzing van het akkoord. Het griffierecht in deze procedure is vastgesteld op ruim 2.000 euro.
Volgens de advocaat is haar cliënt geen griffierecht verschuldigd: het zou namelijk geen verzoek tot afwijzing betreffen maar het indienen van een zienswijze, waarvoor geen griffierecht is verschuldigd.
Niet-ontvankelijk
De rechtbank Midden-Nederland oordeelt als volgt. Het griffierecht is op 2 november 2021 afgeboekt via de rekening-courant van de advocaat van de energieleverancier. Deze afboeking geldt als betaling, wat betekent dat de advocaat vanaf die datum verzet kon instellen. De daarvoor geldende termijn eindigde op 2 december 2021. Dat de advocaat pas op 21 december 2021 op de hoogte raakte van het griffierecht leidt er niet toe dat die termijn wordt verlengd. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
Geen kans van slagen
De rechtbank voegt hier ten overvloede aan toe dat het geven van een zienswijze alleen openstaat voor belanghebbenden waaronder stemgerechtigde schuldeisers, wanneer zij een verzoek tot afwijzing van het akkoord hebben ingediend. Aan het indienen van een zienswijze komt een schuldeiser dus pas toe nadat het griffierecht verschuldigd is geworden. Daarnaast blijkt uit de inhoud en strekking van het in deze zaak ingediende verzoekschrift dat het om een verzoek tot afwijzing gaat, en niet om een zienswijze. Ook bij ontvankelijkheid zou het verzet tegen het griffierecht dus geen kans van slagen hebben, aldus de rechtbank.
ECLI:NL:RBMNE:2022:1936