De situatie thuis is voor drie kinderen niet veilig genoeg om terug te keren, zo oordelen de rechtbank en het gerechtshof. Een uithuisplaatsing wordt daarom met een half jaar verlengd.
Een stel heeft drie minderjarige kinderen, over wie zij samen het gezag uitoefenen. De twee oudste kinderen staan sinds 2016 onder toezicht van Jeugdbescherming. Zij zijn van 2016 tot 2018 uit huis geplaatst. Het jongste kind, dat in 2018 geboren is, staat sinds 2020 onder toezicht. In 2020 zijn alle drie de kinderen uit huis geplaatst. Zij wonen sindsdien in hetzelfde gezinshuis.
De rechtbank Noord-Holland heeft in november 2021 besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 juni 2022. De moeder is tegen die beslissing in hoger beroep gegaan.
Uithuisplaatsing
Volgens de moeder moet de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen worden. De ouders kunnen zelf goed voor de kinderen zorgen en werken mee aan hulpverlening, zo betoogt zij. Het is daarom onterecht dat Jeugdbescherming niet toewerkt naar thuisplaatsing. De machtiging tot uithuisplaatsing moet niet, of anders in ieder geval voor kortere duur, worden verlengd. De vader is het hier mee eens.
Volgens Jeugdbescherming is de uithuisplaatsing in het belang van de kinderen. Bij de ouders hebben de kinderen agressie en huiselijk geweld meegemaakt, en de ouders zien niet in wat dat met de kinderen heeft gedaan. Door hun eigen problematiek kunnen zij niet handelen naar de behoefte van de kinderen, en het lukt niet om met hen veiligheidsafspraken te maken.
Schadelijk en onveilig
Het hof oordeelt als volgt. Voordat de kinderen uit huis werden geplaatst, waren er veel signalen dat het thuis niet goed ging. Onder meer de moeder zelf, de huisarts, hulpverleners en buren hebben meldingen gemaakt. Ook de kinderen hebben hierover verteld. De situatie bij de ouders was erg schadelijk en onveilig voor hen, en kan niet veranderen zolang de ouders niet hebben geleerd op een andere manier met de kinderen om te gaan. Hoewel zij daar hulp bij nodig hebben, is elke vorm van hulpverlening steeds na korte tijd gestopt of niet eens opgestart, omdat de vader weigerde mee te werken.
Het is dus niet gelukt om er samen met Jeugdbescherming en hulpverlening voor te zorgen dat het thuis weer veilig is. Ook ziet de vader niet in dat hij hier zelf deels verantwoordelijk voor is: hij legt de schuld bij Jeugdbescherming. Het contact tussen de ouders en kinderen is beperkt. De moeder ziet de kinderen elke twee weken een paar uur onder begeleiding. De vader heeft al sinds december 2020 geen fysieke omgang met de drie kinderen gehad.
Daarnaast moet er volgens het hof onderzoek worden gedaan naar de vraag of het voor de kinderen goed is om in de toekomst weer bij de ouders gaan wonen. Op basis van een al verricht onderzoek verwacht Jeugdbescherming dat de ouders ook dan niet goed genoeg voor hun kinderen kunnen zorgen. Jeugdbescherming heeft daarom de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd onderzoek te doen naar het perspectief van de kinderen.
Vanwege al deze omstandigheden is het voor de kinderen op dit moment beter om in het gezinshuis te blijven wonen. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen en moet worden verlengd, zoals de rechtbank eerder heeft beslist. Het hof volgt dan ook de beslissing van de rechtbank.
ECLI:NL:GHAMS:2022:1435