Schuldeiser moet instemmen met schuldregeling

14 september 2022 | Insolventierecht

De belangen van een schuldenaar en de overige schuldeisers wegen zwaarder dan die van de schuldeiser met 4,05 procent van de totale schuld, zo oordeelt de rechtbank Rotterdam in een zaak over een schuldregeling. Die laatste schuldeiser wordt daarom gedwongen met die regeling in te stemmen.

De schuldeiser, een uitvaartverzorger, heeft een vordering van ruim 1.900 euro op een vrouw in een schuldsaneringsregeling. Deze vrouw biedt haar schuldeisers een schuldregeling aan met een betaling van 8,24 procent aan de preferente schuldeisers en 4,12 procent aan de concurrente schuldeisers. Van de 16 schuldeisers gaan hier 15 mee akkoord. De uitvaartverzorger, van wie de vordering 4,05 procent van de totale schuldenlast bedraagt, stemt niet in met deze schuldregeling. 

Geen uiterste inspanning

De uitvaartverzorger stelt dat ze slechts het standaardformulier verzoekschrift toegestuurd heeft gekregen, zonder onderbouwing. Dit is volgens haar in strijd met de goede procesorde: zij heeft recht op en belang bij een afweging op basis van de stukken. Daarnaast vermoedt zij dat de beschermingsbewindvoerder de kwestie traineert en op zijn beloop heeft gelaten. Aangezien de vrouw al zes jaar onder bewind staat, had ze allang een schuldsaneringsregeling afgerond kunnen hebben. Er zou gewacht zijn tot ze de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, zo vermoedt de uitvaartverzorger. De vrouw zit thuis en solliciteert niet. Er wordt dus geen uiterste inspanning geleverd om de opbrengst voor de schuldeisers zo hoog mogelijk te laten zijn.

Daarnaast stelt deze schuldeiser dat de aangeboden regeling niet goed gedocumenteerd en onvoldoende financieel transparant is. Een gespecificeerde opgave van de inkomsten voor de komende drie jaar die de vrouw kan verwerven, ontbreekt. Ook is niet aangetoond dat de vrouw niet redelijkerwijs binnen drie jaar een betaalde baan kan vinden, waardoor de aflossingscapaciteit kan worden verhoogd.

Het uiterste

Heeft de uitvaartverzorger in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de vrouw of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad? De rechtbank Rotterdam overweegt als volgt. Met 4,05 procent is het aandeel van de uitvaartverzorger slechts klein. Een ruime meerderheid van de schuldeisers is wel met de aangeboden regeling akkoord gegaan. Ook is het voorstel getoetst door een deskundige en gekwalificeerde partij. Het voorstel is daarom voldoende goed en controleerbaar gedocumenteerd, aldus de rechtbank.

Aangezien de vrouw volledig arbeidsongeschikt is verklaard, kan haar niet worden aangerekend dat zij geen betaald werk heeft gehad en gezocht. Dit voorstel is daarom het uiterste waartoe zij in staat moet worden geacht. Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie waarin de schuldsaneringsregeling van toepassing zou zijn. Toepassing van die regeling zal immers aanzienlijke kosten met zich mee brengen.

Belangen

De belangen van de vrouw, die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen, en die van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, wegen zwaarder dan die van de uitvaartverzorger, zo oordeelt de rechtbank. Het verzoek om deze schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.

ECLI:NL:RBROT:2022:7333

Bron:Rechtbank Rotterdam| jurisprudentie| ECLI:NL:RBROT:2022:7333 FT EA 22/366 en FT EA 22/368| 22-06-2022