Wanneer de middelijk bestuurder van een failliet bedrijf het schikkingsbedrag in de vaststellingsovereenkomst met de curator niet betaalt, moet hij niet alleen een schadevergoeding voor het tekortschieten in de nakoming betalen. Hij wordt ook aansprakelijk gesteld voor de volledige rekening-courantschuld van ruim 227.000 euro.
Bij de afwikkeling van het faillissement constateert de curator dat de aangeleverde administratie niet compleet is en dat de jaarrekening van 2017 alleen in concept is opgesteld. Op basis van de vastgestelde jaarrekening van 2016 stelt hij vast dat de middelijk bestuurder uit hoofde van rekening-courant nog ruim 227.000 euro aan de boedel verschuldigd is. Ook zou hij volgens de curator de administratie- en publicatieplicht geschonden hebben.
Vaststellingsovereenkomst
In mei 2020 sluiten de aandeelhouders/bestuurders van het bedrijf en de curator een vaststellingsovereenkomst. Daarin wordt afgesproken dat uiterlijk 1 juni 2020 een bedrag van 30.000 euro aan de curator wordt betaald. Dit schikkingsbedrag zou na 1 december verhoogd worden tot 40.000 euro. Omdat de vaststellingsovereenkomst niet wordt nagekomen, heeft de curator de betrokkenen in gebreke gesteld. Daarna wordt slechts een bedrag van 1.500 euro overgemaakt. Bij de rechtbank Gelderland vordert de curator daarom ontbinding van de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast wil hij dat de middelijk bestuurder wordt veroordeeld tot betaling van 227.000 euro en vraagt hij de rechtbank om alle bestuurders hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van 38.500 euro.
Ontbinding toewijsbaar
De door de curator gevorderde ontbinding van de vaststellingsovereenkomst is toewijsbaar, zo oordeelt de rechtbank. De middelijk bestuurder erkent dat hij de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Dat de reden hiervoor gelegen zou zijn in het slechte financiële reilen en zeilen van zijn andere bedrijf, waardoor hij zijn beloftes niet meer kon nakomen, komt volgens de rechtbank voor zijn rekening en risico. De stelling van de man dat hij er belang bij heeft dat de vaststellingsovereenkomst in stand blijft aangezien hij dan een veel lager bedrag aan de curator verschuldigd is, impliceert niet dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Er is immers ruimschoots gelegenheid geboden om tot betaling van het schikkingsbedrag over te gaan, ook na het verstrijken van de uiterste betalingstermijn van 1 december 2020, aldus de rechtbank.
Hogere bedragen
De rechtbank ontbindt de vaststellingsovereenkomst. Nu de gevorderde ontbinding wordt toegewezen, is ook de curator niet meer gebonden aan de getroffen schikking en kan hij de middelijk bestuurder aansprakelijk houden voor de door de curator gestelde hogere bedragen. Het gevorderde bedrag van ruim 227.000 euro wordt dan ook toegewezen. Ook moeten de aandeelhouders/bestuurders hoofdelijk het bedrag van 38.500 euro terugbetalen.
ECLI:NL:RBGEL:2022:3686