Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor het intrekken van het recht op bijstand, wanneer hierdoor niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre iemand in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
Het college van burgemeester en wethouders laat een vrouw in mei 2021 weten het recht op bijstand tussen 1 maart 2015 en 30 november 2018 in te trekken. Het college vordert over deze periode een bedrag van ruim 56.000 euro aan verstrekte bijstand van haar terug. Wanneer het bezwaar van de vrouw tegen dit besluit ongegrond wordt verklaard, gaat zij in beroep en belandt de zaak bij de rechtbank Gelderland.
Onderzoeksrapport
De vrouw zou over langere periode giften hebben ontvangen van een man, zo stelt het college. Naar deze man is een strafrechtelijk onderzoek gedaan wegens verduistering. De vrouw is in dit onderzoek gehoord als getuige. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de man tussen mei 2015 en januari 2019 contante opnamen heeft gedaan, in totaal ruim 71.000 euro. Dit bedrag was vooral voor de vrouw bestemd. Daarnaast zijn er tussen maart 2015 en september 2018 bedragen overgemaakt vanaf zijn bankrekening die (indirect) voor de vrouw bestemd waren.
De vrouw heeft erkend dat zij geld van de man heeft gekregen. Het totaal van de stortingen bedraagt ruim 41.000 euro, waarvan 14.500 euro ter aflossing van schulden naar iemand anders is gegaan. Ook zou de vrouw een bedrag van 10.000 à 15.000 euro contant hebben ontvangen, maar om hoeveel het precies ging weet ze niet meer.
Inlichtingenplicht
De vrouw heeft hiermee de inlichtingenplicht geschonden, aldus het college. Zo'n schending levert een rechtsgrond op voor intrekking van het recht op bijstand als daardoor niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre iemand in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Omdat de vrouw er niet in is geslaagd duidelijk te maken hoeveel zij contant heeft ontvangen, moet de bijstand volledig ingetrokken worden.
Volgens de vrouw heeft zij zeker niet meer dan 15.000 euro aan contant geld ontvangen. Hierdoor zijn alle middelen dan wel inkomsten exact of anders in ieder geval schattenderwijs (op grond van haar verklaring) vast te stellen, stelt zij. Dit maakt dat het college het recht op bijstand in de periode waar het over gaat had kunnen vaststellen.
Geen duidelijkheid
In de dossierstukken heeft de rechtbank echter geen aanknopingspunten gevonden die de juistheid van de stelling van de vrouw ondersteunen. Daarentegen heeft zij in haar verklaring bij de Sociale Recherche en in het proces-verbaal meerdere keren gezegd dat zij echt niet meer precies weet welke bedragen zij contant heeft ontvangen en dat zij het niet met zekerheid durft te zeggen omdat zij geen administratie heeft bijgehouden. Ook ter zitting heeft zij niet duidelijk kunnen maken wanneer zij welke bedragen heeft ontvangen.
Het college heeft zich daarom volgens de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is het recht op bijstand over de periode in geding vast te kunnen stellen. Het beroep van de vrouw wordt daarom ongegrond verklaard.
ECLI:NL:RBGEL:2022:3773