Niet-nakoming meerdere betalingstoezeggingen: verzoek tot faillietverklaring toegewezen

30 maart 2022 | Insolventierecht

Een auto-onderdelenbedrijf verstrekt in 2016 een lening van meer dan een ton aan een ontwikkelaar van een dode hoek-veiligheidssysteem. Hoewel de lening uiterlijk 27 februari 2017 terugbetaald zou worden als het project niet zou slagen, heeft de leningverstrekker nog steeds niets ontvangen. Hij dient daarom een verzoek tot faillietverklaring in bij de rechtbank Rotterdam.

Volgens de leningverstrekker is er in de afgelopen jaren van een geslaagd project geen sprake. De ontwikkelaar heeft bovendien verschillende betalingstoezeggingen gedaan, maar is deze nooit nagekomen. Nog steeds is er geen concreet zicht op betaling en er worden ook geen zekerheden verstrekt. Reden voor de leningverstrekker om geen vertrouwen meer te hebben in zijn toezeggingen.

Naast een opeisbare vordering van de leningverstrekker van inmiddels bijna 114.000 euro is er ook nog een steunvordering van zo'n 50.000 euro  van de Belastingdienst, die executoriaal beslag heeft gelegd op het pand van de bestuurder van de ontwikkelaar. Het bedrijf zou daarnaast nog meerdere schulden hebben, zo blijkt uit een gedeponeerde jaarrekening van 2014.

Te zwaar middel

Volgens de ontwikkelaar is er van overige schulden geen sprake. Hij wijst erop dat de vertraging in het project niet aan zijn bedrijf te wijten is, maar het gevolg is van tegenslagen zoals de corona-omstandigheden en uitblijvende leveringen van leveranciers. Het indienen van de faillissementsaanvraag is daarom volgens hem een te zwaar middel, ook omdat de verstrekte lening essentieel is voor de continuïteit van de productontwikkeling. Hij verwacht namelijk dat het product medio zomer 2022 klaar zal zijn. Hoewel hij de lening nu niet kan terugbetalen, verwacht hij de vordering wel te kunnen voldoen met gelden van nieuwe investeerders met wie hij in gesprek is.

Redelijk belang bij faillissement

Het auto-onderdelenbedrijf heeft zijn opeisbare vordering en vorderingsrecht voldoende gemotiveerd, zo stelt de rechtbank, en ook de steunvordering van de Belastingdienst is onbetwist. Het enkele feit dat sprake zou zijn van een vooruitzicht dat het product in de zomer gereed zal zijn, rechtvaardigt niet de conclusie dat de leningverstrekker geen redelijk belang heeft bij de faillissementsaanvraag. De ontwikkelaar is namelijk al gedurende lange tijd en meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een betalingsregeling te treffen en is eerdere betalingstoezeggingen niet nagekomen. De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring daarom toe.

ECLI:NL:RBROT:2022:2206

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2022:2206, FT RK 22-20 | 29-03-2022