Niet familie, maar gecertificeerde instelling krijgt voogdij na overlijden moeder

17 november 2022 | Personen- en familierecht

Na het overlijden van hun moeder hebben twee minderjarige kinderen er belang bij dat de hele familie er in de toekomst voor hen zal zijn, ook als er onenigheid is over wie het beste voor hen kan zorgen. Dat oordeelt de rechtbank Rotterdam in een voogdijzaak. Nu er mede door de spanningen in de familie neutraliteit en deskundigheid nodig zijn, krijgt een gecertificeerde instelling de voogdij.

De moeder van de twee minderjarige kinderen is door de vader van het jongste kind om het leven gebracht. Hij zit in detentie. Omdat het ouderlijk gezag alleen bij de moeder berustte, heeft de rechtbank Rotterdam een gecertificeerde instelling van de Jeugdbescherming (GI) belast met de voorlopige voogdij over de kinderen voor de duur van drie maanden.

Voogdij

Voor het einde van die termijn vraagt de raad voor de kinderbescherming om een voorziening in het gezag. De raad wil dat de GI de voogdij krijgt over de kinderen. De oma van moederskant vraagt de rechtbank echter om haar met de voogdij te belasten, of dat anders haar zoon de voogdij krijgt. Meer subsidiair vraagt ze de rechtbank om de voogdij bij de GI te laten, maar de kinderen bij haar te plaatsen.

Complex familiesysteem

Volgens de raad is het belangrijk dat de GI als voogd langere tijd betrokken blijft, om als neutrale derde beslissingen in het belang van de minderjarigen te kunnen nemen. De GI wijst op het complexe familiesysteem, waarbinnen de meningen over het plaatsen van de kinderen en het onderhouden van contact met hen nogal uiteenlopen.

Volgens de oma heeft de GI de voorlopige voogdij niet goed uitgeoefend. Zij vindt daarom dat zij de voogdij moet krijgen. Ze kan maar niet begrijpen dat de kinderen bij de opa (ook van moederskant) en stiefoma zijn geplaatst: voor het overlijden van de moeder waren ze toch elk weekend en elke woensdag bij haar?

De opa en stiefoma denken er anders over en willen dat de rechtbank de verzoeken van de oma afwijst. Ze zijn bang dat de vrouw niet bereid en ook niet in staat is om het contact tussen de kinderen en de andere familieleden in stand te houden. Dit geldt ook voor de oom aan moederskant, menen ze. Die woont ook nog eens in bij de overgrootmoeder aan moederszijde en dat huis is ongeschikt voor een verblijf van de minderjarigen.

De GI heeft in een brief aangegeven zich te kunnen vinden in het verzoek van de raad. Gelet op de verstoorde onderlinge verhoudingen binnen de familie is het niet in het belang van de kinderen om de oma of oom met de voogdij te belasten, aldus de GI.

Belang kinderen

De rechtbank Rotterdam oordeelt als volgt. Op grond van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet, als van de ouders degene overlijdt die het gezag over de minderjarige kinderen alleen uitoefent, de overlevende ouder of een derde met het gezag over deze minderjarigen worden belast. Het verzoek om de overlevende ouder met het gezag te belasten wordt alleen afgewezen als de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging van dat verzoek verzet. Op grond van artikel 1:302 BW kan de rechter de voogdij dan opdragen aan een gecertificeerde instelling.

Neutrale derde

De afgelopen periode is voor deze minderjarigen ingrijpend geweest. Zij hebben een zeer traumatische gebeurtenis meegemaakt. Ze hebben niet alleen hun moeder verloren, maar zijn ook nog eens plotseling in een andere woonomgeving terechtgekomen. Het is van belang dat er nu zoveel mogelijk stabiliteit en rust wordt geboden, zodat zij alles wat er is gebeurd op een goede manier kunnen verwerken. Het is voor hun ontwikkeling belangrijk dat zij op een positieve manier in contact kunnen blijven met de verschillende betrokken familieleden. Juist in deze periode hebben de kinderen er belang bij dat de hele familie er voor hen is. Omdat de situatie in de familie echter complex is, met verschillende onderlinge conflicten en onenigheden, is het nodig dat er een onafhankelijke voogd komt die voor langere tijd betrokken blijft en als neutrale derde beslissingen in het belang van de kinderen kan nemen. Het is dan ook in hun belang dat de GI tot voogd wordt benoemd, zo oordeelt de rechtbank. Ook acht de rechtbank het in hun belang dat ze bij hun opa (moederskant) blijven. Hij heeft zich sinds het overlijden van de moeder meewerkend opgesteld en biedt de kinderen samen met de stiefoma een veilige opvoedplek. Hij bespreekt zijn zorgen en dilemma’s met de GI en hulpverlening en komt gemaakte afspraken na, zo heeft de GI gemeld.

Het verzoek van de oma om haar te belasten met de voogdij wordt daarom afgewezen, net als haar verzoek om de oom van de kinderen met de voogdij te belasten.

ECLI:NL:RBROT:2022:9231

Bron:Rechtbank Rotterdam| jurisprudentie| ECLI:NL:RBROT:2022:9231 C/10/635315 / FA RK 22-1904 en C/10/639926 / FA RK 22-4157| 31-10-2022