Man moet meewerken aan DNA-test na poging geslachtsgemeenschap

17 april 2022 | Personen- en familierecht

Het belang van een minderjarig kind om te weten wie zijn biologische vader is, weegt zwaarder dan de inbreuk van een DNA-onderzoek op de lichamelijke integriteit van de man, zo oordeelt rechtbank Rotterdam.

Wanneer een vrouw in 2019 zwanger raakt, zijn er volgens haar twee mogelijke vaders. Bij een van hen vindt een verwantschapsonderzoek plaats, waaruit blijkt dat hij niet de biologische vader is. De vrouw vraagt de rechtbank daarna de andere man te verplichten mee te werken aan een DNA-test.

De man stelt dat uit het deskundigenonderzoek niet kan worden afgeleid dat hij de verwekker is van het kind. De man en de vrouw ontkennen allebei niet dat er in het conceptietijdvak orale seks heeft plaatsgevonden. Volgens de vrouw heeft de man haar hierna proberen te penetreren, waardoor niet is uit te sluiten dat er op deze manier een bevruchting heeft plaatsgevonden. De man ontkent dit niet, maar zegt dat hij na de ejaculatie tijdens de orale seks nergens meer zin in had.

Ook zegt hij dat de vrouw van een festival kwam, waar ze wellicht ook seks heeft gehad met andere mannen. De vrouw blijft bij haar verklaring dat dit alleen met deze twee mannen is gebeurd.

Belang van kind

Op basis van de feiten en omstandigheden is het aannemelijk dat de man de verwekker van het kind kan zijn, zo stelt de rechtbank. In het onderzoek is al uitgesloten dat de eerste man de biologische vader is. Het is in het belang van het kind om vast te stellen of de tweede man de biologische vader kan zijn.

DNA-onderzoek is gerechtvaardigd, omdat het belang van de minderjarige om te weten wie zijn biologische vader is zwaarder weegt dan de inbreuk van zo'n onderzoek op de lichamelijke integriteit van de man. Daarbij is van belang dat bij het DNA-onderzoek alleen wangslijmvlies wordt afgenomen met een wattenstaaf. De rechtbank beveelt de man dan ook aan het onderzoek mee te werken.

ECLI:NL:RBROT:2022:2852

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2022:2852 C/10/601698 / FA RK 20-5851 | 14-04-2022