Kosten observator geen reden af te zien van aanstelling in WHOA-zaak

20 december 2021 | Insolventierecht

De rechtbank wordt in een WHOA-zaak gevraagd een observator aan te stellen na klachten van de schuldeisers over de informatievoorziening in de zaak. De schuldenaar geeft aan de kosten van de observator niet uit eigen middelen te kunnen betalen. Is dit volgens de rechtbank voldoende reden om van zijn aanstelling af te zien?

Op 1 januari 2021 is in de Faillissementswet de WHOA-regeling ingevoerd. Met de WHOA, of Wet Homologatie Onderhands Akkoord, kan de rechtbank een akkoord tussen een bedrijf en zijn schuldeisers en aandeelhouders goedkeuren, met het doel een faillissement te voorkomen.

In deze zaak, waarin een schuldeiser begin dit jaar een verzoek tot faillissement van het bedrijf van de schuldenaar heeft ingediend, kondigde de rechtbank eerder een afkoelingsperiode af van vier maanden. Het doel van deze periode is om het liquidatieakkoord te kunnen voorbereiden. De schuldenaar vraagt de rechtbank Limburg nu om de afkoelingsperiode nogmaals met vier maanden te verlengen, zodat de voorbereidingen kunnen worden voortgezet.

Gebrek aan informatie

De schuldeiser heeft geen bezwaar tegen het verzoek van de schuldenaar, maar vraagt de rechtbank wel een observator aan te stellen. Volgens hem worden de verschillende alternatieven voor een akkoord namelijk niet goed onderzocht, en kijkt de schuldenaar alleen naar de afkoop van vorderingen tegen betaling van een klein percentage. Daarnaast stelt de schuldeiser dat de informatievoorziening en financiële onderbouwing beperkt is, aangezien jaarrekeningen en andere financiële informatie ontbreken. Een andere schuldeiser heeft hierover ook een klacht ingediend.

Volgens de schuldenaar is deze informatie lastig te verkrijgen, en zal het aanleveren hiervan extra kosten met zich meebrengen. Dat zal leiden tot een lager onder de schuldeisers te verdelen bedrag. Daarnaast geeft de vrouw aan dat ze de kosten van een observator niet kan betalen. 

Aanstellen observator

Volgens de rechtbank zijn de door de schuldenaar genoemde argumenten geen reden om van de aanstelling van een observator af te zien. Daarnaast benadrukt de rechtbank dat het aan de schuldenaar is om ervoor te zorgen dat alle kosten die verband houden met het beroep op de akkoordprocedure buiten faillissement kunnen worden voldaan. Wel zal de rechtbank de observator vragen een begroting te maken van de kosten, en zal de observator pas verdere werkzaamheden verrichten wanneer dit bedrag is vastgesteld.

Aangezien er sinds de afkoelingsperiode goede stappen zijn gezet, zoals het aanschrijven van alle schuldeisers en het verwerken van de reacties op de aanbiedingsbrieven, is er belangrijke vooruitgang in het akkoord geboekt. De rechtbank gaat daarom mee in het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode.

ECLI:NL:RBLIM:2021:8855

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLI:NL:RBLIM:2021:8855 C/03/287655 / FT RK 21.41 | 23-11-2021