Omdat het besluit tot het intrekken van meerdere vergunningen en het weigeren van een aangevraagde vergunning grote gevolgen voor een bedrijf zal hebben, moet er op basis van het evenredigheidsbeginsel voldoende gemotiveerd worden waarom deze maatregelen nodig zijn.
Op advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) trekt het college van burgemeesters en wethouders meerdere aan een bedrijf verleende vergunningen in. Het gaat om een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten op het bedrijfsperceel en een verleende maar ongebruikte omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfspand en het plaatsen van een geluidswand. Verder heeft het college een aangevraagde omgevingsvergunning voor het plaatsen van een geluidswand geweigerd. Het bedrijf moet alle vergunningsplichtige milieuactiviteiten en bouwwerkzaamheden beëindigen en de op basis van de ingetrokken of geweigerde omgevingsvergunningen uitgevoerde bouwwerkzaamheden terugdraaien. Het bedrijf gaat in bezwaar tegen dit besluit en vraagt de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel om een voorlopige voorziening.
De zaak heeft spoedeisend belang, zo stelt de bedrijfseigenares. Door het intrekken van de vergunningen zal ze een deel van de bedrijfsactiviteiten onmiddellijk moeten staken. Ook moet ze de directeur ontslaan. Daardoor zal de onderneming onherstelbare schade lijden en de continuïteit van het bedrijf zal zodanig gevaar lopen dat het failliet zal gaan.
Bibob-advies
Het Landelijk Bureau Bibob voert op verzoek van overheidsinstellingen integriteitscreeningen uit aan de hand van de Wet Bibob. Het bureau adviseert hen over de mate van gevaar van misbruik van beschikkingen, zoals vergunningen en ontheffingen, subsidies, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.
Naar aanleiding van de nieuwe vergunningaanvraag van het bedrijf heeft het college van b&w advies ingewonnen bij het LBB. Uit het daarop uitgebrachte rapport blijkt dat er ernstig gevaar bestaat dat de aangevraagde vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten en om strafbare feiten te plegen. Het LBB verwijst zich hierbij naar eerder door een directeur van het bedrijf gepleegde strafbare feiten.
De eigenares van het bedrijf bestrijdt de juistheid van het Bibob-advies. De illegale activiteiten waarvoor de directeur is gestraft, hebben niets met haar onderneming te maken en ze was er bovendien niet van op de hoogte. Na de beslissing van het college is de directeur direct ontslagen. Zijn strafrechtelijk verleden is daarom ten onrechte door het LBB meegewogen, zo meent zij.
Evenredigheidsbeginsel
Een bestuursorgaan mag, gelet op de expertise van het LBB, in beginsel van het advies van dit bureau uitgaan, zo oordeelt de voorzieningenrechter. Dit neemt niet weg dat een bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Hieraan is in deze zaak volgens de voorzieningenrechter voldaan.
Aangezien het door het college genomen besluit grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van de onderneming zal hebben, moet er nog wel getoetst worden of er geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Die toetsing is afhankelijk van veel factoren, zoals geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, en verschilt daarom van geval tot geval, aldus de voorzieningenrechter.
In dit geval zal de intrekking van de vergunningen evenredig moeten zijn met de ernst van het strafbare feit en, als het gaat om vermoedens, de ernst daarvan. Volgens de voorzieningenrechter heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het belang bij intrekking van de verleende vergunningen zwaarder moet wegen dan de belangen van de onderneming om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Ook is onvoldoende gemotiveerd waarom er er geen lichtere maatregel is genomen. Het Bibob-beleid geeft daartoe immers de mogelijkheid?
Het besluit in bezwaar zal dan ook niet zonder nadere beoordeling in stand kunnen blijven. De gebruikte omgevingsvergunning wordt opgeschort tot na de uitspraak van de rechtbank, en er zal tot die tijd niet handhavend worden opgetreden tegen de zonder omgevingsvergunning uitgevoerde bouwwerkzaamheden.
ECLI:NL:RBOVE:2022:754