Hof ziet geen contra-indicaties voor verlenen vervangende toestemming erkenning kind

21 februari 2022 | Personen- en familierecht

Een in 2019 geboren kind wordt in oktober 2021 door de vader erkend. De moeder gaat niet akkoord met de erkenning, waarop de rechtbank Overijssel op verzoek van de vader vervangende toestemming verleent. De moeder gaat hiertegen in hoger beroep.

Naast vervangende toestemming heeft de vader de rechtbank ook verzocht om de ouders gezamenlijk met het gezag over het minderjarige kind te belasten en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft hiervoor een onderzoek ingesteld, waarin zal worden geadviseerd over het gezag en de meest wenselijke omgangsregeling. De rechtszitting hierover heeft nog niet plaatsgevonden.

In hoger beroep verzoekt de moeder echter al om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de vader om vervangende toestemming tot erkenning alsnog af te wijzen. Niet in geschil is dat de vader de verwekker van het kind is. Hij vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar het hoger beroep te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Geen uitzonderingssituatie

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt als volgt. De toestemming voor erkenning van een kind onder 16 jaar mag worden verleend door de rechter, tenzij de erkenning de belangen van de moeder schaadt of de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.

In deze zaak hebben zowel de Raad voor de Kinderbescherming als de bijzonder curator geadviseerd vervangende toestemming te verlenen. Volgens hen zijn er geen feiten of omstandigheden die de erkenning in de weg zouden staan. De moeder heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een uitzonderingssituatie. Anders dan de moeder stelt, staat volgens het hof het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bedrijven van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld niet in de weg aan het verlenen van vervangende toestemming. Dit verdrag ziet vooral op situaties waarin gezag of omgang in het geding is, aldus het hof. Dit kan aan de orde komen wanneer het verzoek om vaststelling van een omgangsregeling voorligt, maar dit is in deze procedure in hoger beroep niet aan de orde. Het verdrag heeft bovendien geen rechtstreekse werking, waardoor de moeder er geen concrete rechten aan kan ontlenen.

Het hof ziet dan ook geen contra-indicaties voor het verlenen van de vervangende toestemming en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

ECLI:NL:GHARL:2022:926

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2022:926 200.302.319 | 07-02-2022