Grootouders kunnen niet altijd een omgangsregeling met kleinkinderen laten opstellen. Omgang moet in het belang van de kinderen zijn.
Een echtpaar heeft twee kinderen. Na hun scheiding is de moeder overleden, alleen de vader oefent het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben onder toezicht gestaan. Op basis van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing hebben ze enkele maanden bij hun grootouders gewoond. Daarna zijn ze weer bij de vader en zijn nieuwe echtgenote gaan wonen. Stichting Jeugdbescherming (de GI) vraagt de kinderrechter een omgangsregeling vast te stellen tussen de kinderen en de grootouders. Die is er al, maar de vader wil daar vanaf.
Family life
De vader vindt dat er tussen kinderen en grootouders geen family life bestaat en dat er daarom geen omgangsregeling kan worden vastgesteld. De kinderrechter ziet dat anders. De kinderen woonden enkele maanden bij de grootouders toen hun moeder ziek was en overleed. Ook toen zij nog leefde kwamen ze vaak bij hun opa's en oma's, ook om bij hen te logeren. Volgens de kinderrechter vervulden zij een substantiële rol in het leven van hun kleinkinderen. Dan is sprake van family life en dus van een nauwe persoonlijke betrekking. In zo’n geval is een onderzoek naar de mogelijkheden van een omgangsregeling gerechtvaardigd.
Contact
Met de komst van de nieuwe partner van de vader is het contact tussen de kinderen en hun grootouders abrupt verbroken. Nu is er geen omgang meer, behalve (tweewekelijks) telefonisch contact. De kinderen vinden dat genoeg. Ze willen geen vaste omgangsregeling, maar zelf het contact opzoeken wanneer zij daar aan toe zijn. De grootouders kunnen niet overweg met de nieuwe echtgenote. Ook zij wil niet dat de kinderen omgang hebben met de grootouders.
Ontzeggingsgronden
Het recht op omgang kan slechts worden ontzegd op vier gronden, die er allemaal op neerkomen dat het belang van het kind voorop moet staan. Hier is sprake van een ontzeggingsgrond. Het is in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen om een omgangsregeling tussen hen en de grootouders vast te stellen.
Geen omgang, geen curator
Nu er geen omgangsregeling komt, willen de grootouders dat het hof een bijzondere curator benoemt om de belangen van de kinderen te laten vertegenwoordigen, zodat zij vrij en onbelemmerd kunnen aangeven hoe ze met hun opa's en oma's willen omgaan. De vader wil dit niet. De rechter kan een bijzondere curator benoemen over een minderjarige als er een wezenlijk conflict bestaat tussen de minderjarige en degene die als wettelijk vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast. Benoeming kan alleen als dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is en dat is hier niet het geval. De kinderen hebben al lang te maken met allerlei instanties, zij hebben genoeg voor hun kiezen gehad en zijn gebaat bij rust en stabiliteit. Er wordt geen bijzondere curator benoemd.