Gerechtvaardigd gewekt vertrouwen hoeft niet gehonoreerd te worden

14 september 2022 | Bestuursrecht

Het is niet onredelijk dat het college van burgemeester en wethouders heeft geconcludeerd dat het algemeen belang en de belangen van een derde partij bij handhaving zwaarder wegen dan het belang van eiser bij honorering van het gerechtvaardigd gewekte vertrouwen. Dat oordeelt de rechtbank Midden-Nederland in een zaak over een schuuruitbreiding.

Een restauranteigenaar dient een verzoek in bij het college van b&w om handhavend op te treden tegen de uitbreiding van een schuur door zijn buurman. Naar aanleiding hiervan voert de toezichthouder van het college een controle uit op dit perceel, waarvan een rapport wordt opgesteld. Een aantal weken later legt de toezichthouder de schuureigenaar een bouwstop op. Wanneer het bezwaar van de man hiertegen ongegrond wordt verklaard en de bouwstop in stand wordt gelaten, gaat hij in beroep.

Omgevingsvergunning

Partijen zijn het erover eens dat het college geen omgevingsvergunning heeft verleend voor de schuuruitbreiding. Dit betekent niet meteen dat sprake is van een overtreding. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de uitbreiding vergunningvrij is. Volgens het college is dit niet het geval. De huidige schuur zou illegaal zijn, omdat deze in strijd met het bestemmingsplan is gebouwd in de bestemming ‘Groen-2’, terwijl er geen omgevingsvergunning is verleend. Ook zou de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer dan 150 m2 zijn. Maar volgens de schuureigenaar klopt dit niet. De schuur is volgens hem gebouwd op een perceeldeel met de bestemming ‘Wonen’. Ook zou hij op grond van het bestemmingsplan maximaal 230 m2 vergunningvrij mogen bouwen. Dit aantal vierkante meters is niet overschreden, meent hij.

De rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat een bijbehorend bouwwerk alleen vergunningvrij mag worden gebouwd als de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer bedraagt dan 150 m2. Op basis van het rapport van de toezichthouder van het college is de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken echter 177 m2. Voor de uitbreiding van de schuur is dus een omgevingsvergunning vereist. Het college mocht daarom een bouwstop opleggen.

Vertrouwensbeginsel

Maar mocht het college ook handhavend optreden? Nee, zegt de schuureigenaar. Daarbij verwijst hij naar een e-mail van een medewerker van de gemeente, waarin staat dat het vergroten van de schuur onder de vergunningvrije regels valt. Die toezegging kan volgens hem aan het college worden toegerekend. Hierdoor heeft hij er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij voor de uitbreiding geen vergunning nodig had. Het college had daarom niet handhavend mogen optreden. De rechtbank is het met hem eens. 

Niet onredelijk

Maar, zo is de volgende vraag, moet het gerechtvaardigd gewekt vertrouwen ook worden gehonoreerd? De rechtbank vindt van niet. Uit foto's die de buurman heeft overgelegd blijkt dat hij zicht heeft op de vergrote schuur, wat de schuureigenaar niet gemotiveerd heeft weersproken. Evenmin betwist die dat de schuur dichtbij het perceel van zijn buurman staat. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het niet onredelijk dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat het algemeen belang en de belangen van de derde partij, de buurman, bij handhaving zwaarder wegen dan het belang van de schuureigenaar bij honorering van het gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen. Het college mocht dus handhavend optreden en overgaan tot het opleggen van de bouwstop. 

Schadevergoeding

Als er zwaarder wegende belangen zijn die in de weg staan aan honorering van gerechtvaardigd gewekt vertrouwen, kan een bestuursorgaan verplicht zijn de geleden schade te vergoeden, als onderdeel van de besluitvorming. Hierover heeft het college niet beslist en daarom is het genomen besluit gebrekkig, aldus de schuureigenaar. Deze beroepsgrond slaagt wel. Het college heeft volgens de rechtbank ten onrechte geen onderzoek gedaan naar mogelijke door de schuureigenaar geleden schade. Het moet dit alsnog onderzoeken en hierover een besluit nemen.

ECLI:NL:RBMNE:2022:3539

Bron:Rechtbank Midden-Nederland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBMNE:2022:3539, UTR 21/4837| 13-09-2022