Gepeste zoon krijgt geen uitkering uit Schadefonds Geweldsmisdrijven

7 september 2022 | Bestuursrecht

Een man is in zijn jeugd en adolescentie door zijn moeder gepest. Hij wil een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Die wordt afgewezen: de moeder zou geen opzet hebben gehad hem pijn te doen.

De man stelt dat hij sinds zijn jeugd moedwillig door zijn moeder is gepest, met vreselijke gevolgen voor hem. Hij vraagt om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dat wordt door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) afgewezen. De mishandeling is geen opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf in de zin van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De gedragingen van de moeder, hoe vreselijk dan ook, vallen niet onder deze wet. Ook is het niet aannemelijk dat de huidige klachten van de man een gevolg zijn van haar handelen.

Geweldsmisdrijf

In de Wet schadefonds geweldsmisdrijven staat dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan eenieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft ondervonden. Wat met een ‘geweldsmisdrijf’ wordt bedoeld staat in de Beleidsbundel die de CSG hanteert: een in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld misdrijf. Is een voorval hierin niet als misdrijf strafbaar gesteld, dan is dit geen geweldsmisdrijf in de zin van de Wsg. Volgens de Beleidsbundel is sprake van opzet wanneer de dader willens en wetens handelde.

Terecht afgewezen

Volgens de rechtbank heeft de CSG de aanvraag van de man terecht afgewezen omdat van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf niet is gebleken: pesten is geen gedraging die in het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld. Wat de man is overkomen, is ook geen huiselijk geweld.

Geen opzet

Tegen dit vonnis gaat de man in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die bevestigt het vonnis van de rechtbank. Er was geen sprake van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Psychische mishandeling kan onder omstandigheden worden aangemerkt als strafbare mishandeling. Maar dan moeten de gedragingen zijn gepleegd met het opzet lichaamspijn of -letsel of benadeling van de gezondheid te veroorzaken. De Afdeling neemt in haar oordeel mee – net als de CSG – dat de moeder leed aan een psychische stoornis en dat onvoldoende is gebleken dat haar handelingen erop waren gericht de zoon te beschadigen. Daarmee ontbreekt de vereiste opzet om de gedragingen als mishandeling in de zin van het Wetboek van Strafrecht aan te merken. De ingrijpende gevolgen voor de man maken niet dat hij recht heeft op een uitkering.

ECLI:NL:RVS:2022:2228

Bron:Raad van State| jurisprudentie| ECLI:NL:RVS:2022:2228 202200809/1/A2| 02-08-2022