Vijf donorkinderen vroegen na hun zestiende jaar de persoonsidentificerende informatie van hun donorvader op. Ze kregen deze informatie niet, omdat de status van de donor was veranderd naar anoniem. De moeders van deze donorkinderen hadden echter gekozen voor inseminatie met het zaad van een zogenoemde B-donor. Dat betekent dat de donor er voor de donatie mee heeft ingestemd dat zijn identiteit, op verzoek van de kinderen die met zijn zaad zouden worden verwekt, bekend zou worden gemaakt.
De donorkinderen wilden weten wie donor 605 was en begonnen een procedure. Volgens de rechter is het uitgangspunt bij kunstmatige bevruchting dat de identiteit van de donor bekend wordt gemaakt. Donorkinderen hebben het recht om te weten wie hun biologische ouder is. Uitzondering hierop is als de donor zwaarwegende belangen heeft. Volgens de rechtbank moet de kliniek de gemaakte afspraken met de moeders daarom nakomen, tenzij de donor zwaarwegende redenen heeft om dit niet te doen.
De minister van Volksgezondheid gaf in reactie op de rechtszaak aan dat het veranderen van de status van B-donoren naar anonimiteit niet past bij de geest van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Hij wil een wetswijziging in gang zetten, waarbij het uitgangspunt wordt dat de gegevens van een B-donor van voor 2004 in principe worden verstrekt, tenzij de donor een zwaarwegend belang heeft.