Tijdens de onderhandelingen over een Whoa-akkoord wordt een van de concurrente schuldeisers volledig betaald. Volgens de vof en haar vennoten, die de startverklaring voor de Whoa-procedure hebben gedeponeerd, is deze schuldeiser een dwangcrediteur. Dit standpunt hebben zij niet onderbouwd. Het afwijken van de rangorde tussen de schuldeisers is voor een benadeelde schuldeiser een reden om het akkoord af te wijzen, zo beslist de rechtbank naar aanleiding van het door de vof en de vennoten ingediende aspectenverzoek.
Een vof, die een slagerij exploiteert, en haar vennoten hebben een startverklaring ingediend voor een procedure op grond van de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa). De schuldeisers van de vof zijn ingedeeld in drie klassen. De Belastingdienst is de enige preferente schuldeiser. De andere crediteuren zijn naar gelang hun omvang ingedeeld in de klasse ‘niet-mkb-crediteuren’ of de klasse ‘mkb-crediteuren’.
Volledige betaling
Terwijl de onderhandelingen over het akkoord nog bezig waren, wordt een van de schuldeisers, een verzekeraar, in de klasse niet-mkb-crediteuren volledig betaald. De Belastingdienst laat de vof en vennoten hierop weten niet in te stemmen met het voorgestelde akkoord, tenzij de aan de Belastingdienst te betalen som wordt verhoogd met het bedrag dat de verzekeraar meer heeft ontvangen dan de andere niet-mkb-crediteuren onder het akkoord zouden krijgen.
Dwangcrediteur
De Faillissementswet biedt verzoekers in een Whoa-procedure de mogelijkheid om, voordat hun akkoord ter stemming is voorgelegd, de rechtbank te vragen om een uitspraak over aspecten die van belang zijn voor het tot stand komen van een akkoord. De vof en de vennoten hebben van die mogelijkheid gebruikgemaakt. Zij vragen de rechtbank uitspraak te doen over de vraag of de Belastingdienst het akkoord mocht afwijzen. In de kern komt die vraag erop neer of de verzekeraar kan worden beschouwd als een dwangcrediteur en daarom volledig mocht worden betaald. Volgens de vof en de vennoten zou niet betalen leiden tot royement van de verzekering. Door het royement zou elders verzekeren onmogelijk zijn en zou het bedrijf niet kunnen worden voortgezet.
De rechtbank is van oordeel dat niet is aangetoond dat een royement van de verzekering dreigde. Was dat wel zo, dan zou de vof zich ergens anders hebben kunnen verzekeren. De verzekeraar is geen dwangcrediteur. Door de betaling is de Belastingdienst in zijn belang geschaad. De Belastingdienst heeft het akkoord daarom mogen afwijzen.
Afwijzingsgrond voor schuldeisers
De rechtbank wijst een verzoek tot homologatie van een akkoord waarmee niet alle klassen hebben ingestemd af als de schuldeisers op basis van het akkoord niet het recht hebben op een uitkering in geld ter hoogte van het bedrag dat zij bij vereffening naar verwachting zouden ontvangen. Op die afwijzingsgrond kan een schuldeiser een beroep doen als in het akkoord wordt afgeweken van de rangorde van de schuldeisers. Afwijking van de rangorde staat homologatie niet in de weg als daarvoor een redelijke grond is en de betreffende schuldeiser niet in zijn belang wordt geschaad.
ECLI:NL:RBLIM:2022:4990