Familieleden moeten elkaar ondanks vete informeren over afscheid en uitvaart van familielid

16 augustus 2023 | Personen- en familierecht

Ruzie rond de zorg voor en het bezoek aan een familielid: het komt in allerlei families voor. Wat als een door de rechter en mentor vastgestelde omgangsregeling met een familielid niet wordt nagekomen? Of een aantal familieleden weigert anderen te betrekken bij het afscheid en de uitvaart van dat familielid? Dat speelde in een kort gedingzaak bij de Rotterdamse rechtbank.

Een vrouw (‘oma’) – moeder van negen kinderen en oma van een kleinkind – is ernstig dementerend. Vanwege haar toestand heeft de rechtbank Den Haag haar goederen onder bewind gesteld, waarbij een bewindvoerder is benoemd. Ook is een mentorschap ingesteld, waarbij een mentor is benoemd. De beschikking van de rechtbank daarover is in hoger beroep door het gerechtshof Den Haag bekrachtigd.

Omgangsregeling

Twee jaar later heeft de rechtbank tussen de drie dochters en kleindochter en de andere zes kinderen en de mentor een omgangsregeling met oma vastgesteld. Daarin is bepaald dat er elke maand één omgangsmoment van twee uur is, waarbij maximaal twee van de drie dochters aanwezig mogen zijn. De mentor bepaalt daarvoor steeds de plaats en het tijdstip en geeft die op tijd door aan iedereen. De andere kinderen moeten dan uit de buurt blijven, op straffe van een dwangsom van € 250 per kind per keer, met een maximum van € 5.000 per kind. De drie dochters en kleindochter kunnen zich echter niet in deze regeling vinden en gaan in hoger beroep. 

Afscheid nemen

In een kort geding bij de voorzieningenrechter (rechtbank Rotterdam) eisen de vier vrouwen dat de andere kinderen worden veroordeeld of geboden om tijdens en rond de omgangsmomenten weg te blijven, op straffe van een dwangsom van € 1.000 per persoon per keer. Ook willen ze – op straffe van een dwangsom van € 50.000 per dag – dat de andere kinderen hen binnen 12 uur na het overlijden van oma daarvan op de hoogte stellen. Verder eisen ze dat ze binnen 24 uur na het overlijden horen waar ze afscheid kunnen nemen en dat ze worden geïnformeerd over de plaats en datum van de begrafenis en, bij repatriëring naar Suriname waar oma vandaan komt, over de plaats, datum en vluchtgegevens. Ze hebben er recht op om afscheid te nemen zonder dat daar anderen bij zijn, stellen zij, maar zijn er allesbehalve gerust op dat dit ook echt kan: volgens hen houden de andere kinderen hen tot nu toe overal buiten. De drie zussen en het kleinkind willen daarnaast dat ze op de tweede en vierde dag na het overlijden alleen afscheid van oma kunnen nemen en dat zij met hun gezin bij de begrafenis mogen zijn. Tot slot willen ze worden gemachtigd om de politie in te schakelen wanneer de andere kinderen hen geen afscheid laten nemen.

Uitbreiding

De voorzieningenrechter stelt vast dat de omgangsregeling op verzoek van de drie dochters en kleindochter door de mentor is uitgebreid: er mogen vier in plaats van twee personen bij het bezoekmoment zijn. Ook heeft de mentor ingestemd met de uitbreiding naar twee keer per maand, zolang die bezoekmomenten onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden. Verder heeft de mentor laten weten dat zij deze bezoekmomenten niet meer zelf zal begeleiden, maar dat daarvoor een organisatie is ingeschakeld. De andere kinderen zijn het echter niet eens met deze uitbreiding en weigeren oma’s huis te verlaten als hun zussen en de kleindochter komen en laten hen niet binnen, en ook de nieuwe begeleider niet. Die laat de mentor daarop weten van de begeleiding af te zien. Dit is voor de mentor de reden om de kantonrechter om ontslag te vragen, waarop nog niet is beslist.

De mentor is de baas

In de omgangsregeling is afgesproken dat de mentor, binnen de uitoefening van haar wettelijke taken, ‘de baas’ is, zo constateert de voorzieningenrechter. Dat is zij ook als het gaat om de vraag hoe en met wie oma omgang heeft en wie daarbij mogen zijn; dit valt onder de wettelijke verzorgingstaak van de mentor. Volgens de voorzieningenrechter biedt het vonnis van de rechtbank de mentor ruimte om de omgangsregeling uit te breiden. De andere kinderen moeten daarom – tot het gerechtshof mogelijk anders bepaalt – ook aan de uitgebreide versie meewerken. De eis van de drie dochters en de kleindochter dat de andere kinderen tijdens en rond de omgangsmomenten weg moeten blijven wordt daarom toegewezen. Nu de andere kinderen zich eerder niet aan de omgangsregeling hebben gehouden, vindt de voorzieningenrechter het nodig een dwangsom aan nakoming te verbinden (€ 500 per kind per keer, tot een maximum van € 10.000 per kind).

Niet volledig geïnformeerd

Uit de brieven van de mentor krijgt de voorzieningenrechter de indruk dat de andere kinderen de mentor niet steeds volledig hebben geïnformeerd. Zo hebben zij zonder de mentor daarover vooraf te informeren beslist dat oma naar een andere huisarts ging en de nieuwe huisarts niet ingelicht over het mentorschap. Op haar verzoek om wekelijks te rapporteren over door hen uitgevoerde zorg gaven ze geen gehoor. De vrees van de drie dochters en de kleindochter om ook over het overlijden van oma niet te worden geïnformeerd, is dan ook gerechtvaardigd. Daarom wijst de voorzieningenrechter ook de vordering toe om binnen 12 uur na het overlijden op de hoogte te worden gesteld. Ook hieraan wordt een dwangsom verbonden (€ 5.000 per elke dag dat zij zich hier niet aan houden).

Vrede of verzoening

De andere vorderingen worden afgewezen. In een situatie als deze, met een groot conflict in de familie, kan het zijn dat na een overlijden verschillende afscheidsmomenten worden georganiseerd. Maar, zo stelt de voorzieningenrechter verder, er kan ook een moment van vrede of zelfs verzoening ontstaan, waardoor samen afscheid nemen wél mogelijk is. Verder acht de rechter van belang dat een uitvaart in principe plaatsvindt volgens de (vermoedelijke) wensen van de overledene. Die wensen kunnen vastgelegd zijn in een testament, notariële akte of zelf geschreven, gedagtekende en ondertekende verklaring. De familie weet niet of oma haar wensen heeft vastgelegd en een eventueel testament komt pas na haar dood beschikbaar. De voorzieningenrechter vindt het geen goed idee om oma in dit kort geding hierover te horen. Na haar dood zal duidelijk zijn of oma’s wensen rond afscheid en uitvaart zijn vastgelegd. Dat is ook het moment dat de familieleden met elkaar moeten overleggen over de verdere organisatie daarvan.

ECLI:NL:RBROT:2023:6866

Bron:Rechtbank Rotterdam| jurisprudentie| ECLI:NL:RBROT:2023:6866 C/10/655380 / KG ZA 23-265| 28-06-2023