Faillietverklaring dreigt, ook al verwacht bedrijf binnenkort schulden te kunnen betalen

23 december 2021 | Insolventierecht

Een bedrijf had nog veel geld tegoed van een ander bedrijf. Omdat niet werd betaald, is het faillissement aangevraagd. Dat dit bedrijf binnenkort over voldoende middelen zou beschikken om de schuld af te lossen, staat het faillissement niet in de weg.

Twee bedrijven, een koper en een leverancier, waren overeengekomen dat 40 duizend doosjes handschoenen werden geleverd tegen een koopsom van 413.890 euro. De koper betaalde dat bedrag snel, maar de leverancier stuurde de handschoenen niet. De koper ontbond vervolgens de overeenkomst en sommeerde de leverancier het bedrag terug te betalen. De leverancier betaalde slechts 50.000 euro, waarop de kopende partij zijn faillissement heeft aangevraagd.

Geen betalingsregeling

De leverancier betwist niet dat hij de koper het bedrag verschuldigd is, maar is nu niet in staat tot terugbetaling of tot het treffen van een betalingsregeling. Wel verwacht hij binnenkort gelden die hij wil gebruiken om de vordering te voldoen. Dat geld komt van handelscrediteuren in Turkije en Egypte die de leverancier nog geld verschuldigd zijn. De leverancier is bezig om dat geld te incasseren, waarmee de vordering van de koper op termijn kan worden voldaan. Daarnaast beschikt de leverancier over een bedrijfspand en een woning die verkocht zullen worden. Ook de overwaarde daarvan (350.000 euro) kan worden gebruikt om de schuld af te lossen. Om deze redenen vraagt hij het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen.

Strikte interpretatie

De rechtbank Rotterdam, die over dit verzoek moet oordelen, interpreteert de Faillissementswet strikt. Op grond van deze wet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien ‘summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze’. Wel moeten er meerdere schuldeisers zijn, wat hier ook het geval is. Daarom wijst de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring toe.

Onvoldoende aannemelijk

Maar de leverancier verwacht binnenkort toch voldoende geld binnen te krijgen, van handelspartners in Turkije en Egypte en door de verkoop van het onroerend goed? De rechtbank stelt echter dat het ‘onvoldoende aannemelijk’ is dat er concreet zicht is op geldsommen waarmee de vordering van de kopende partij op korte termijn zou kunnen worden voldaan. Het zijn ‘beloftes’, en dat is te weinig om het verzoek tot faillietverklaring tegen te houden.

ECLI:NL:RBROT:2021:12845

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2021:12845

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | 28-12-2021