Echtelieden kunnen voor hun huwelijk recht op alimentatie niet uitsluiten

6 december 2022 | Personen- en familierecht

Een echtpaar spreekt in de huwelijkse voorwaarden, aangegaan voorafgaand aan het huwelijk, af dat beide partners na een eventuele scheiding geen recht hebben op alimentatie. Toch eist de vrouw dat na hun echtscheiding. Uiteindelijk moet de Hoge Raad beslissen of die afspraak in de huwelijkse voorwaarden wel geldig is.

Een man en een vrouw zijn met elkaar getrouwd geweest. Voorafgaand aan het huwelijk hebben ze huwelijkse voorwaarden opgesteld. Daarin staat een ‘nihilbeding’: ze spreken af dat er over en weer geen recht en geen plicht is tot betaling van partneralimentatie, mochten ze ooit gaan scheiden. Nu de scheiding achter de rug is, wil de vrouw van de man een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De man weigert dat en verwijst naar het overeengekomen nihilbeding. Toch kent de rechtbank Rotterdam in 2015 aan de vrouw alimentatie toe. De reden: het alimentatiebeding geldt niet. In het Burgerlijk Wetboek staat immers dat overeenkomsten, waarbij wordt afgezien van het wettelijk verschuldigde levensonderhoud, nietig zijn. Het gerechtshof Den Haag oordeelt in 2017 hetzelfde.

Cassatie in het belang der wet

De procureur-generaal bij de Hoge Raad wil weten hoe de Hoge Raad als hoogste rechter hierover denkt, omdat er in de juridische literatuur discussie over dit onderwerp is ontstaan. Omdat de gescheiden man niet tegen de beschikking van het hof in cassatie gaat, stelt de P-G ‘beroep in cassatie in het belang der wet’ in. Hij wijst daarbij op een ander artikel in het Burgerlijk Wetboek, dat ook gaat over het afzien van partneralimentatie. In dat artikel staat dat echtgenoten voor of na de echtscheiding bij overeenkomst kunnen afzien van een uitkering tot levensonderhoud. Dat artikel zou ruimer moeten worden gelezen, aldus de P-G, zodat het niet alleen betrekking heeft op ‘echtgenoten’ maar ook op ‘bijna-echtgenoten’, mensen die op het punt staan te gaan trouwen.

Voorgenomen echtscheiding

Eerder al, in 1980, oordeelde de Hoge Raad dat dit wetsartikel alleen slaat op overeenkomsten die door echtgenoten zijn aangegaan tijdens hun huwelijk, met het oog op een voorgenomen echtscheiding. Dit artikel heeft niets te maken met een alimentatie-overeenkomst die is gesloten vóór het huwelijk. En daarom is zo’n alimentatie- of nihilbeding nietig. Dat geldt nog steeds, aldus de Hoge Raad: tijdens het huwelijk, als wordt aangestuurd op een echtscheiding, kunnen echtelieden een nihilbeding afspreken. Maar voorafgaand aan het huwelijk, in huwelijkse voorwaarden, kan dat niet. Het invoeren van de mogelijkheid voorafgaand aan het huwelijk afstand te doen van het recht op partneralimentatie ligt op de weg van de wetgever. En voorlopig doet deze daar niets mee.

ECLI:NL:HR:2022:1724

 

Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLI:NL:HR:2022:1724| 05-12-2022