Dwangakkoord toegewezen met toezicht op nakoming sollicitatieverplichting

12 oktober 2022 | Insolventierecht

Een schuldeiser met een vordering van bijna 12.000 euro moet meewerken aan een aangeboden schuldregeling, zo oordeelt de rechtbank Rotterdam. Het voorstel, dat toezicht op nakoming van een sollicitatieverplichting bevat, is het uiterste waartoe de schuldenaren in staat moeten worden geacht.

Een stel heeft een schuld van ruim 150.000 euro bij negen schuldeisers. De twee schuldenaren bieden hun schuldeisers in december 2021 een schuldregeling aan, met een betaling van 19,1 procent voor de twee preferente schuldeisers en 9,55 procent voor de zeven concurrente schuldeisers. Het aanbod is gedeeltelijk is toegenomen, zo blijkt uit de artikel 285 Faillissementswet-verklaring, namelijk tot 19,24 procent aan de preferente schuldeisers en 9,62 procent aan de concurrente schuldeisers.

Solliicatieverplichting

De aangeboden regeling is gebaseerd op de zogeheten nvvk-norm, een kwaliteitskader voor het toetsen van financiële hulpverlening. De afloscapaciteit van de man is gebaseerd op zijn wia-uitkering. Hij is namelijk voor 49,92 procent arbeidsongeschikt verklaard. Hij had een ontheffing van de sollicitatieverplichting voor de duur van zijn re-integratietraject, maar dit traject is inmiddels beëindigd. Voor de overige 50 procent heeft de man inmiddels een sollicitatieverplichting, wat is bevestigd door de schuldhulpverlening. De afloscapaciteit van de vrouw is gebaseerd op een prognosepercentage, maar omdat zij inmiddels een fulltime baan heeft kunnen de schuldeisers rekenen op een hogere afloscapaciteit.

Niet akkoord

Acht schuldeisers stemmen in met deze schuldregeling, één schuldeiser stemt tegen. Zij heeft een vordering van bijna 12.000 euro, die 7,82 procent betreft van de totale schuldenlast. Deze schuldeiser geeft ter zitting aan niet akkoord te gaan met de aangeboden regeling, omdat een van de twee schuldenaren haar al jarenlang zou hebben beloofd dat zij de opslagkosten helemaal zou betalen. Op basis van die toezegging heeft deze schuldeiser afgezien van haar retentierecht en de inboedel afgeleverd in de nieuwe woning van het stel. Zij zou het stel de mogelijkheid hebben geboden 'een nieuwe stap te zetten' en 'een menselijke oplossing' hebben willen bieden. Ze vindt het niet juist dat de twee schuldenaren nu terugkomen op hun toezegging om het volledige verschuldigde bedrag te betalen.

Onevenredigheid

Heeft de schuldeiser in redelijkheid instemming met de schuldregeling geweigerd, daarbij in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van het stel of de andere schuldeisers die door de weigering worden geschaad?

De vordering van de schuldeiser vormt met 7,82 procent een gering aandeel in de totale schuldenlast, aldus de rechtbank. Ook is een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord gegaan met de aangeboden regeling. Het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij en daarom goed en controleerbaar gedocumenteerd.

Belangen schuldeisers

Met de sollicitatieverplichting van de man en de nieuwe fulltime baan van de vrouw is het voorstel volgens de rechtbank ook het uiterste waartoe deze schuldenaren in staat moeten worden geacht. De uitwerking van het voorstel zal naar verwachting bovendien een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan de situatie waarin de schuldsaneringsregeling van toepassing zou zijn. Op grond van dit alles komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van het stel om vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek op te lossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de schuldeiser die weigerde in te stemmen. Het verzoek om deze schuldeiser te bevelen met de schuldregeling in te stemmen wordt daarom toegewezen.

ECLI:NL:RBROT:2022:8209

Bron:Rechtbank Rotterdam| jurisprudentie| ECLI:NL:RBROT:2022:8209 FT EA 22/529, / FT EA 22/531, FT EA 22/530 en FT EA 22/532| 07-09-2022