Omdat een causaal verband tussen de gestelde schade en het handelen van het college van burgemeester en wethouders ontbreekt, is een nadeelcompensatieverzoek van een discotheek terecht afgewezen.
Na een aantal jaren slecht te hebben gedraaid moet een discotheek in Leiden in december 2014 haar deuren sluiten. Het bedrijf dient hierop een verzoek om nadeelcompensatie in voor een bedrag van 2.765.000 euro bij het college van burgemeester en wethouders. Volgens de discotheek zou de sluiting namelijk het gevolg zijn van het beleid en feitelijk handelen van het college en de burgemeester van Leiden en van door het college en de burgemeester genomen besluiten. Het bezwaar van de discotheek wordt echter ongegrond verklaard, waarop de zaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State belandt.
Schade
De discotheek stelt in de periode van eind 2011 tot en met de sluiting eind 2014 schade te hebben geleden in de vorm van waardedaling van het pand, vervroegde afschrijving van een uitgevoerde verbouwing en van inventaris. Ook zou er sprake zijn van inkomensderving. Deze schade is het gevolg van de verruiming van het aantal dansevenementen in Leiden, zo stelt de discotheek. Hierbij zou ten onrechte niet handhavend zijn opgetreden. Ook werd er in 2014 een nieuw poppodium geopend, met subsidie van de gemeente.
Ondernemersrisico
De afname van belangstelling voor de discotheek sinds 2008 staat in een te ver verwijderd verband met deze handelingen, zo zeggen het college en de burgemeester. Het ligt voor de hand dat de economische crisis in 2008, het rookverbod en het gewijzigde alcoholbeleid hebben bijgedragen aan de omzetdaling van de discotheek. Bovendien hoort de gestelde schade bij het normale ondernemersrisico, waardoor niet is voldaan aan het vereiste van een 'abnormale en speciale last'. Volgens het college en de burgemeester is geen sprake van onevenredig, buiten het ondernemersrisico vallend nadeel. De disco en het nieuwe poppodium waren bovendien maar een maand op hetzelfde moment open, namelijk in december 2014. Het is volgens hen dan ook niet aannemelijk dat de opening van dit poppodium de oorzaak is geweest van de gestelde schade.
Geen causaal verband
De Raad van State gaat hierin mee. Er is niet aannemelijk gemaakt dat de discotheek schade heeft geleden als gevolg van het door haar gestelde, beweerdelijk schadeveroorzakend handelen van het college en de burgemeester, voor zover dat heeft geleid tot de oprichting en exploitatie van het poppodium en de verruiming van het aantal dansevenementen in Leiden, waarbij ten onrechte niet handhavend zou zijn opgetreden. Daarbij komt dat in een door de disco overgelegd rapport inzichtelijk is gemotiveerd welke andere autonome oorzaken ertoe hebben geleid dat de vooruitzichten voor voortzetting van de exploitatie van de disco in 2014 slecht waren. De Afdeling wijst er daarnaast op dat de dalende trend ook in andere studentensteden te zien is. Het hoger beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
ECLI:NL:RVS:2022:2321