Buren mogen in voortuin blijven parkeren

20 juni 2022 | Bestuursrecht

Een man wil dat de gemeente handhavend optreedt tegen het parkeren van auto's in de voortuin door zijn buren. Maar zijn verzoek houdt ook in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen stand.

De eigenaar van een koophuis dient een verzoek in bij het college van burgemeester en wethouders. Volgens hem parkeren de bewoners van de huurwoningen in zijn straat hun auto in hun voortuin. Dit schaadt het aanzien van en de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de straat en de waarde van zijn koopwoning, aldus de man. Hij vraagt het college daarom om handhavend op te treden en de bewoners op te dragen hun tuin met groen in te richten en hun auto in de parkeervakken aan de overkant van hun huis te parkeren. Dat was volgens de man in 1984 ook de bedoeling bij de verkoop van de grond voor de bouw van die woningen door de gemeente, zoals vermeld in de notariële akte.

Hoger beroep

Het college wijst het verzoek van de man om handhavend op te treden in december 2019 af. Bij besluit van 9 juni 2020 heeft het college het bezwaar van de man hiertegen gegrond verklaard, het besluit waarbij het verzoek is afgewezen herroepen en het verzoek van de man opnieuw afgewezen. In april 2021 verklaart de rechtbank het daartegen ingestelde beroep van de man ongegrond. Hij gaat hierop in hoger beroep.

Koopovereenkomst

De man betwist het oordeel van de rechtbank dat het college zijn verzoek om handhaving heeft mogen afwijzen. Het parkeren van auto's in de voortuin is volgens hem in strijd met de koopovereenkomst. Volgens de rechtbank zou uit artikel 125 van de Gemeentewet volgen dat bestuursrechtelijke handhaving van de koopovereenkomst niet mogelijk is, maar dit is onjuist, zo stelt de man. Dit wetsartikel maakt namelijk geen onderscheid tussen het type te handhaven regels, privaatrechtelijk of publiekrechtelijk. 

De man betwist daarnaast dat er bij de huizen waar auto's in de tuin worden geparkeerd geen uitwegen zijn ontstaan zoals bedoeld in artikel 2:12 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en de Beleidsregels uitwegen van de gemeente. 

Privaatrechtelijke overeenkomst

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt als volgt. Uit artikel 125 van de Gemeentewet volgt niet dat het gemeentebestuur bevoegd is om handhavend op te treden tegen het gestelde niet nakomen van de koopovereenkomst. Op grond van dit wetsartikel mag het gemeentebestuur alleen een last onder bestuursdwang opleggen. Het gemeentebestuur kan alleen handhavend optreden tegen een overtreding. Daarvan is sprake als een gedraging in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, zo bepaalt artikel 5:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursecht (Awb). De koopovereenkomst is geen wettelijk voorschrift, maar een privaatrechtelijke overeenkomst. Het gemeentebestuur kan dus niet handhavend optreden.

Geen uitweg

Het betoog van de man dat sprake is van overtreding van artikel 2:12 van de APV slaagt ook niet. In de APV staat niet wat onder een uitweg wordt verstaan. Artikel 1 van de Beleidsregels geeft wel een omschrijving, en beschrijft een uitweg als de plek waar een perceel door een in- of uitritconstructie op de weg wordt ontsloten. Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen sprake is van een constructie zoals bedoeld is in de Beleidsregels. Ook is terecht beslist dat het feit dat het door de bestrating makkelijk is de voortuin als parkeerplaats te gebruiken nog niet maakt dat sprake is van een uitweg volgens de APV. Het betoog van de man dat door het bestraten van de tuinen vanzelf uitwegen zijn ontstaan, faalt daarom. 

Het hoger beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. 

ECLI:NL:RVS:2022:1605

Bron:Raad van State| jurisprudentie| ECLI:NL:RVS:2022:1605 202105445/1/A3| 07-06-2022