Boete na vervoeren geit met gebroken poot naar slachtbank

4 januari 2022 | Bestuursrecht

Wanneer een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ziet dat een geit zijn rechterachterpoot na een transport niet zonder pijn kan gebruiken, krijgt de vervoerder van het dier een boete opgelegd. De vervoerder gaat hiertegen in beroep.

De inspecteur zag de geit in de stal van de slachtbank, waar het dier de dag ervoor laat in de middag door de handelaar en vervoerder naartoe was gebracht. De geit was mager en had een doffe vacht, en de andere geiten liepen over het dier heen. Na enige aanmoediging door de inspecteur kon het dier overeind komen en lopen, maar de geit kon zijn rechterachterpoot niet gebruiken. Bij aanraking van zijn rechterknie liet de geit merken dat hij pijn had.

Aangezien er wel een breuk maar geen bloeding werd ontdekt, kon de inspecteur door zijn deskundigheid als dierenarts concluderen dat het letsel er al was voorafgaand aan het transport. Nu de geit niet in staat bleek zonder pijn te bewegen, heeft het transport voor onnodig en extra lijden gezorgd, tegen de voorschriften van de Wet dieren in. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de vervoerder daarom een boete van 1500 euro opgelegd.

Beoordelingsfout

De vervoerder gaat tegen deze boete in beroep. Hij stelt niet op tijd op de hoogte te zijn gebracht van de vermeende overtreding. Daardoor had hij niet de mogelijkheid om de geit door een andere dierenarts te laten onderzoeken. Echter, meestal is bij een strekpoot geen sprake van pijn, maar van een genetisch gebrek. Als de man geweten had dat er sprake was van een breuk, had hij de geit niet vervoerd. De vervoerder erkent dus dat er een beoordelingsfout is gemaakt, maar dat de boete onterecht is omdat hij in zijn verdediging is geschaad. Daarnaast stelt hij dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.

Twijfel over transportwaardigheid

De rechtbank Rotterdam gaat niet mee in de beargumentering van de vervoerder en stelt dat er in deze situatie op zijn minst twijfel had moeten zijn over de transportwaardigheid van de geit. De vervoerder had het advies van een dierenarts moeten inwinnen om er zeker van te zijn dat het dier op dat moment kon worden vervoerd. Ook is onduidelijk waar de motivering van het besluit tekort zou schieten, aangezien de bezwaargronden duidelijk zijn samengevat. De minister was dan ook bevoegd de vervoerder de boete op te leggen.

ECLI:NL:RBROT:2021:11904
 

 

 

 

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2021:11904, ROT 20/3641 | 03-01-2022