Een buurman maakt bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor een bed and breakfast, omdat hij vreest voor parkeerproblemen in de buurt. Kan hij worden aangemerkt als belanghebbende?
Nadat in mei 2019 de omgevingsvergunning voor de B&B is verleend, tekent de buurman hiertegen bezwaar aan. Het college van burgemeester en wethouders (B&W) van de gemeente verklaart het bezwaar in oktober 2019 niet-ontvankelijk, waarop de buurman naar de rechter stapt. In september 2020 verklaart de rechtbank Oost-Brabant het door hem ingestelde beroep ongegrond. De man gaat in hoger beroep bij de Raad van State.
In deze zaak gaat het om de vraag of de buurman kan worden aangemerkt als belanghebbende. Volgens het college van B&W en de rechtbank is dit niet het geval: de buurman heeft geen eigen individueel belang, dat hem voldoende onderscheidt van andere bewoners en bezoekers van het dorpscentrum waar de B&B zal komen. Volgens de rechtbank is het ook niet aannemelijk dat de man ‘feitelijke gevolgen van enige betekenis’ zal ondervinden van de B&B.
Verstoring van de parkeerbalans
De buurman is het hier niet mee eens. De feitelijke gevolgen komen neer op een verstoring van de parkeerbalans in de buurt, zo stelt hij. Volgens hem kunnen de gasten van de B&B niet op het terrein parkeren en zullen zij gebruik moeten maken van openbare parkeerplekken. Daarvan zijn er sowieso al te weinig, waardoor er ook nu al geparkeerd wordt op de inrit bij zijn huis. Dit onderscheidt hem van andere buurtbewoners: zij hebben geen inrit en parkeergelegenheid in de buurt van de B&B.
Volgens het college van B&W hoeft de buurman hier niet bang voor te zijn, omdat de B&B zowel een parkeerplaats als een garage zal krijgen. Bovendien is er voldoende parkeergelegenheid in de buurt van de B&B.
Geen gevolg van omgevingsvergunning
De B&B zal maar twee kamers hebben en daardoor zal er weinig nieuwe parkeerbehoefte zijn, aldus de Raad van State. Omdat de B&B-gasten zowel op het eigen terrein als op de dichterbij gelegen openbare parkeerplaatsen kunnen parkeren, is de bestaande en gevreesde overlast door geparkeerde auto’s niet aan te merken als een gevolg van de omgevingsvergunning. Het feit dat er vaker illegaal op de inrit van de buurman geparkeerd zal worden, is volgens de Raad van State niet aannemelijk en daarnaast, mocht dit zich wel voordoen, een kwestie van handhaving. De buurman wordt niet aangemerkt als belanghebbende. Het hoger beroep is ongegrond.
ECLI:NL:RVS:2022:410