Belangen gezamenlijke schuldeisers niet gediend: verzoek tot afkoelingsperiode afgewezen

31 augustus 2022 | Insolventierecht

Bij een verzoek om afkondiging van een afkoelingsperiode in een openbare akkoordprocedure moet bewezen worden dat de belangen van de schuldeisers hierbij zijn gediend, en dat er met zo'n afkondiging een beter resultaat kan worden behaald. 

Een bouw- en installatiebedrijf komt in de financiële problemen door stijgende grondstofprijzen, de coronapandemie en een bouwfout door toedoen van medewerkers. Ook kampt het bedrijf met personeelsproblemen en een bestuurder die ernstig ziek is geworden. Als gevolg van deze problemen besluit de eigenaar de onderneming te verkopen voor 70.000 euro, met uitzicht op een nabetaling van ongeveer 10.000 euro. De totale schuldenlast van het bedrijf bedraagt nog ongeveer zes ton, waarvan vier ton ziet op een schuld aan de Belastingdienst. Het bedrijf kiest daarom voor een openbare akkoordprocedure en heeft toegezegd om binnen twee maanden een akkoord aan te bieden. Ook vraagt het om een afkoelingsperiode.

Gecontroleerde afwikkeling 

Een verzoek om afkondiging van een afkoelingsperiode kan worden toegewezen wanneer blijkt dat zo'n periode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Van een daadwerkelijke voortzetting is in dit geval geen sprake: het aan te bieden akkoord is bedoeld om tot een gecontroleerde afwikkeling van het bedrijf te komen. Het is echter ook mogelijk een afkoelingsperiode te vragen in het kader van zo'n gecontroleerde afwikkeling, zo stelt de rechtbank Midden-Nederland.

Beter resultaat

Het bedrijf heeft de noodzaak van het afkondigen van een afkoelingsperiode echter onvoldoende aannemelijk gemaakt, oordeelt de rechtbank. De enkele stelling in het verzoekschrift dat de onderneming vreest dat schuldeisers beslagen zullen leggen, is daarvoor onvoldoende. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat er aan het vereiste is voldaan dat redelijkerwijs is aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij zijn gediend en dat derden, beslagleggers en schuldeisers, niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.

Verder is voor een afkoelingsperiode vereist dat, in het geval van een voorgenomen liquidatieakkoord, zo'n periode meerwaarde heeft voor de schuldeisers, omdat met een gecontroleerde afwikkeling van de onderneming een beter resultaat kan worden behaald dan bij afwikkeling in een faillissement.

Nieuw beleid

Op dit moment verlangt de Belastingdienst in het kader van een akkoord het dubbele uitkeringspercentage op haar preferente vordering ten opzichte van de vorderingen van concurrente schuldeisers. De Belastingdienst heeft weliswaar nieuw beleid voor saneringsakkoorden aangekondigd, zoals het bedrijf aandraagt in zijn vordering, maar dit beleid lijkt hier niet van toepassing. Dit lijkt zich namelijk uitsluitend te richten op levensvatbare bedrijven en deze onderneming is al verkocht.

Meerwaarde

Als de Belastingdienst inderdaad zou toezeggen genoegen te nemen met hetzelfde percentage dat aan concurrente schuldeisers toekomt, is dit een aanwijzing dat een liquidatieakkoord in het belang van alle schuldeisers is. Maar dit is op zichzelf onvoldoende, aldus de rechtbank. Anders zou immers één schuldeiser, door afstand te doen van een deel van zijn rechten of een afwijking van de wettelijke rangorde te accepteren, steeds kunnen bewerkstelligen dat aan de eisen voor een noodzakelijke afkoelingsperiode is voldaan en daarmee zouden alle andere schuldeisers hun verhaalsmogelijkheden verliezen. Er is dan ook onvoldoende onderbouwd dat een akkoord naar verwachting meerwaarde zou hebben voor de gezamenlijke schuldeisers, zodat niet redelijkerwijs is aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met het verlenen van een afkoelingsperiode zijn gediend. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

ECLI:NL:RBMNE:2022:3078

Bron:Rechtbank Midden-Nederland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBMNE:2022:3078, FT RK 22/537 en FT RK 22/538| 30-08-2022