De godsdienstige overtuiging om een minderjarige niet te willen verzekeren komt in beginsel geen hoger gewicht toe dan een andere levensovertuiging om wel over te gaan tot het verzekeren. Dat oordeelt de rechtbank Gelderland in een zaak over een onverzekerd kind.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. Het kind is in mei 2018 door de rechtbank onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, de laatste keer tot mei 2023.
Gemoedsbezwaardenregeling
Op dit moment is het kind niet verzekerd voor ziektekosten in de zin van de Zorgverzekeringswet. De moeder heeft voor zichzelf en voor het kind vanwege haar religieuze opvattingen een beroep gedaan op de gemoedsbezwaardenregeling. Als gevolg hiervan betaalt zij een zogeheten ‘bijdragevervangende belasting’, die gelijk is aan de verzekeringspremie die ze anders zou betalen. Deze belasting wordt gestort op een persoonlijke rekening, waar zij de zorgkosten van kan betalen.
Financieel risico
De vader vraagt nu aan de rechtbank Gelderland hem vervangende toestemming te verlenen om het kind te doen bijschrijven op zijn polis zorgverzekering. Bij ingrijpende zorghandelingen zal het saldo uit de rekening al snel ontoereikend zijn, verwacht hij. Hij vreest dat er een niet te overziene schuldenlast kan ontstaan als er medisch ingrijpen nodig is. Het kind heeft er een zwaarwegend belang bij om zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven van financiële problemen, en de religieuze opvatting van de moeder mag niet zwaarder wegen dan het belang van het kind, zo stelt de vader. Ook hij zou bovendien financieel een risico lopen: als hij met het kind naar het ziekenhuis moet, is hij verantwoordelijk voor de kosten.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het verzoek van de vader toe te wijzen. Het uitgangspunt is dat elk kind verzekerd moet zijn en dat ieder kind geholpen moet kunnen worden als dat nodig is. De Raad geeft daarbij aan dat vaak wordt gezien dat de ouder met een bepaalde geloofsovertuiging dit kan accepteren, wanneer de beslissing door iemand anders, in dit geval de rechtbank, wordt genomen.
Geloofsgemeenschap
De moeder licht toe dat zij gemoedsbezwaard is omdat zij vertrouwt op God. Als zij een verzekering afsluit, is dat in strijd met haar overtuiging omdat dit in de weg staat aan dit vertrouwen in God. Zij weet niet hoeveel geld er precies op de geopende rekening staat, maar ze verwacht dat als dit saldo ontoereikend blijkt te zijn zij toch zal kunnen betalen omdat de solidariteit binnen haar geloofsgemeenschap erg groot is. In zo’n geval zal de gemeenschap het benodigde bedrag bijeenbrengen. Het kind lijdt niet onder de huidige situatie, aldus de moeder.
Voorzorgsbeginsel
Bij het nemen van maatregelen door de kinderrechter vormen de belangen van het kind de eerste overweging. Daartoe behoort ook het hanteren van het voorzorgsbeginsel: het meewegen van mogelijke risico’s bij het nemen van beslissingen over kinderen en deze risico’s zo mogelijk verkleinen, aldus de rechtbank. Hoewel de kans misschien klein is dat het kind ernstig ziek wordt en de zorgkosten niet kunnen worden betaald, is het niet in het belang van het kind dat het aan zo'n risico wordt blootgesteld. Er is een kans dat de kosten zo hoog zullen zijn dat de geloofsgemeenschap van de moeder deze hoge kosten niet kan of wil dragen. Wanneer de vader na een ongeval met het kind naar het ziekenhuis moet, is hij als gezagsdragende ouder verantwoordelijk voor het aangaan van de behandelovereenkomst, en daarmee aansprakelijk voor de betalingen. De moeder kan hem niet garanderen dat haar geloofsgemeenschap in zo’n geval de zorgkosten zal dragen. In dergelijke gevallen kan de vader of moeder te maken krijgen met een grote schuld. Dit kan directe gevolgen hebben voor de verzorging en opvoeding en het welzijn van het kind. Dit risico is waarschijnlijk heel klein, maar de gevolgen kunnen ingrijpend zijn. Het voorzorgsbeginsel noopt er dan ook toe dat voor ieder kind, en dus ook voor deze minderjarige, in beginsel een zorgverzekering wordt afgesloten, aldus de rechtbank.
Belang van het kind
Weegt het belang van een kind om veilig en gezond op te kunnen groeien zwaarder dan het belang van ouders om hun kind op te voeden volgens hun eigen overtuigingen en keuzevrijheden? In het geval waarbij beide ouders dezelfde overtuigingen hebben op het gebied van het niet verzekerd zijn, zou de rechtbank waarschijnlijk tot het oordeel komen dat het belang van de ouders prevaleert. In dit geval geldt dit echter niet. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het belang van het kind om verzekerd te zijn en zo min mogelijk wordt blootgesteld aan risico’s die voorkomen hadden kunnen worden als het wél verzekerd zou zijn, prevaleert boven de belangen van de moeder. Daarbij betrekt de rechtbank ook het belang van de vader om niet het risico te lopen met hoge zorgkosten, en mogelijk een schuldenlast, te worden geconfronteerd. De rechtbank wijst het verzoek van de vader dan ook toe.